Meer dan een snel brein
Scholen hebben steeds meer aandacht voor de verstandelijke vermogens van leerlingen met een hoog IQ. Dat is mooi, maar een puur cognitieve focus negeert de ‘zijnskenmerken’ van de hoogbegaafde. Advies voor de docenten van superslimme scholieren.
Tekst: Esther de Boer, Mariken Althuizen en Nathalie van Kordelaar
In de maatschappij ligt de nadruk bij hoogbegaafdheid al gauw op een groot cognitief vermogen. En hoogbegaafden zelf herkennen dat ook wel: snel kunnen denken, makkelijk verbanden kunnen leggen, eenvoudig moeilijke concepten kunnen begrijpen. Hoogbegaafden die oplossingen voor zich kunnen zien, zonder dat ze daarover lijken te hebben nagedacht. Overal vragen bij stellen en een kritische blik hebben. Want alles kan toch altijd beter?
Waar meestal minder nadruk op ligt is de grote alertheid van hoogbegaafden op verschillende gebieden. Het betreft hier het opnemen van allerlei prikkels om van te leren, zoals beelden, geluiden en gevoelens, soms ook ongevraagd of ongewild. Het resultaat hiervan kan zijn dat ze uitgeput raken van alle indrukken die ze op een dag opdoen. Of van het feit dat ze zich de hele dag moeten aanpassen omdat de omgeving dat van ze verwacht.
Vijf hypergevoeligheden
Die enorme alertheid kan tot uiting komen op vele gebieden. De Poolse psychiater en psycholoog Dabrowski (1966) onderscheidde deze gebieden als vijf hypergevoeligheden in zijn theorie van ‘Positive Disintegration’ . Intellectuele alertheid uit zich in een grote leerhonger, een alertheid voor allerlei intellectuele prikkels, veel willen weten. Een tweede vorm van alertheid is die op zintuiglijk gebied, waarbij bijvoorbeeld geluiden hard kunnen binnen komen. Geuren of smaken die misselijk kunnen maken, of merkjes in kleding die kunnen irriteren. Bij een derde vorm, de psychomotorische alertheid, reageert het lichaam geprikkeld. Snel praten, beweeglijkheid, lichamelijke onrust kan dan het gevolg zijn. Lang achter elkaar stil zitten is echt een straf. Veel hoogbegaafden hebben ook een grote verbeeldingskracht. Dat is te merken aan hun beeldend taalgebruik, waarmee ze situaties in geuren en kleuren weten te beschrijven. Maar ook aan de gedetailleerde visualisaties, waarbij ze zich iets tot in detail kunnen voorstellen en daarbij fantasievol zijn. Deze vorm van alertheid ofwel verbeeldingsrijke hypergevoeligheid uit zich wonderwel juist in dagdromen en wegvluchten in een fantasiewereld. Veel hoogbegaafden zijn op deze manier door hun schooltijd heen gekomen. Tenslotte is er de emotionele alertheid. Hoogbegaafden voelen vaak hun eigen emoties zeer intens, hechten sterk aan personen (of dieren of plaatsen) en kunnen andere mensen vaak zeer goed aanvoelen. Vreemd genoeg herkent de omgeving deze gevoeligheid niet altijd of volgt er een interpretatie waarbij een kind emotioneel ‘jong’ zou zijn.
Anders kijken
Ons boek ‘Een andere kijk op hoogbegaafdheid’ focust op het hoogbegaafd ‘zijn’. Dus niet alleen de sterke cognitieve vermogens, maar juist de kenmerken van het ‘zijn’. Het zijn ook die kenmerken die het kinderen op school lastig maken om te kunnen zijn wie ze zijn. Hoogbegaafdheid is dan te defniëren als een (zeer) hoge mate van alertheid (A) op zowel cognitief (c), gevoelsmatig (g) als zintuiglijk (z) vlak. Deze alertheid uit zich in vele vormen: het stellen van honderden vragen (v), een creatief idee (i), een heftige emotie (e), een hoge lat (h)… .
(Onder)presteerders
Te veel hoogbegaafde leerlingen presteren op school onder hun kunnen. Zelfs wanneer ze wel goede prestaties neerzetten wil dat niet per se zeggen dat zij zich uitgedaagd voelen. ‘Goede’ onderpresteerders zijn (soms) te herkennen aan briljante uitspattingen en opmerkingen, zoals bij projecten of buitenschoolse activiteiten. Op school zijn zij in staat om zich zodanig aan te passen dat ze niet opvallen, ook niet qua cijfers. Maar als er iets is dat hen wel interesseert, laten ze de mooiste dingen zien. Door meer naar de zijnskenmerken te kijken, is het mogelijk om juist de onderpresteerders (eerder) te herkennen. Het zijn de leerlingen die de lat hoog leggen, soms zo hoog dat ze er faalangstig van worden. Maar ook die leerlingen die een groot rechtvaardigheidsgevoel hebben en die er dus ook in de klas fjntjes op wijzen als regels niet nageleefd worden. Ook naar vrienden toe leggen deze kinderen de lat hoog. Zij hechten erg aan vriendschappen en zijn al erg loyaal op jonge leeftijd. Dit verwachten ze ook van andere kinderen en van leraren, waardoor ze regelmatig teleurgesteld raken. Het zijn ook de kinderen die dagdromen, die angstig kunnen worden van wereldproblemen of die intens blij zijn van iets waarvan ze genieten. De kinderen die overal nieuwe mogelijkheden zien vanwege hun creatief denkvermogen. Helaas zijn dit juist ook de ideeën die vaak als bedreigend worden gezien omdat ze om verandering vragen. Verandering waar nog niet iedereen aan toe is, ook de leraar vaak niet.
De lievelingsdocent
Op dit moment krijgen gesignaleerde leerlingen verrijking op school en dikken leraren daar waar mogelijk de basisstof in. Genoeg aandacht voor de cognitieve kenmerken, hoewel ook in de verrijking nog veel winst is te behalen. Maar wie was de docent die vroeger het verschil maakte op school? Dat was hoogstwaarschijnlijk de leraar die iets extra’s deed met de lesstof. Hij of zij ging dieper op de zaken in, zocht een creatieve benadering en stelde vragen waarover nagedacht moest worden. Verrijking!
Of het was de leraar die iets extra’s deed voor jou: hij of zij besteedde op een respectvolle manier aandacht aan jou als persoon, liet merken dat je er mocht zijn. Dat laatste is natuurlijk belangrijk voor alle kinderen, maar voor hoogbegaafde kinderen zijn beide aspecten cruciaal; respect en erkenning op persoonlijk vlak en uitdaging op inhoudelijk vlak.
Ruimte en contact
Twee elementen zijn dus belangrijk als we het onderwijs aan hoogbegaafden meer inrichten op de zijnskenmerken: ruimte en contact. Ruimte om de hoogbegaafde leerling het beste uit zichzelf te laten halen, ruimte voor discussie, ruimte om vragen te stellen, ruimte om fouten te mogen maken. En contact, authentiek contact, tussen leraar en leerling. Het lijkt wel alsof hoogbegaafde leerlingen in staat zijn om iemand in één oogopslag te doorgronden, omdat ze heel snel en accuraat signalen op sociaal en emotioneel gebied oppikken. Lukt het een leraar om contact te maken door vooral écht te zijn, authentiek, dan is het contact ook duurzaam. Uit onderzoek blijkt dat hoogbegaafde leerlingen juist die leraren waarderen die zich in proberen te leven in de leerlingen, leerlingen proberen te begrijpen en erkennen in wie ze zijn. Leraren die duidelijk zijn, maar ook eisen stellen aan het werk van leerlingen, juist aan verrijkingsopdrachten. Als leraren uitgaan van de kenmerken van hoogbegaafde leerlingen, zoals hun alertheid, hun gevoeligheid en de snelle creatieve manier van denken en associëren, ontstaan heel veel mogelijkheden. Een hoogbegaafde leerling waarmee de leraar contact weet te maken, zal zich ook sneller met al het enthousiasme dat hoort bij hoogbegaafdheid inzetten. Want het gaat ook bij hoogbegaafden niet alleen om presteren, maar om het ‘zijn’ dat zich in de loop van het leven ontwikkelt. Onderwijs speelt hierin een essentiële rol. Leerkrachten die zich bewust zijn dat een hoogbegaafd kind meer is dan een zeer hoog IQ, kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan een positief ervaren van dat ‘zijn’.
Deep level learning
Bij verrijking is het van belang dat het onderwijs meer gericht is op de denkwijze en de intensiteit van leren van de hoogbegaafde leerling, dus de metacognitieve vaardigheden. Gedacht kan worden aan deep level learning, waarbij leerlingen verbanden kunnen leggen, betekenissen kunnen zoeken, conclusies trekken en abstracter denken. Daarnaast lijkt het erop dat hoogbegaafde leerlingen graag top-down leren, van het grote geheel naar de delen. Helaas is er nog weinig onderzoek naar top-down leren gedaan, maar algemeen wordt aangenomen dat deze vorm van leren aansluit bij het feit dat hoogbegaafde leerlingen graag het grote geheel willen zien. Het grootste deel van het onderwijs wordt echter bottomup vormgegeven: in kleine stapjes naar het einddoel.
Een mooi instrument dat kan leiden tot deep level learning en dat ook ingezet kan worden bij top-down leren, is de taxonomie van Bloom. De denkvragen van een hogere orde (analyseren, evalueren, creëren) zijn goed in te zetten in verrijkingsonderwijs. Een vraag als “in hoeverre zou de tsunami in Japan ook een ramp zijn geweest als er geen kerncentrale had gestaan en het een onbewoond gebied was geweest?” zet leerlingen meer aan het denken dan een vraag als “wat is een tsunami?” (lagere orde denkniveau).